De Genie

De grote herstructureringen van het leger in 1913, met de invoering van de algemene dienstplicht, hebben tot doel het veldleger te versterken. Naast de vestinggenie (een regiment in Antwerpen en een bataljon in Luik en in Namen), worden zes geniebataljons opgericht ter ondersteuning van de zes nieuwe legerpisies. Een compagnie pioniers-pontonniers-wielrijders ondersteunt de cavaleriepisie. De Dienst Genie en Versterkingen draagt ook in 1913 het beheer van de andere vestingen en kazernes dan de drie versterkte posities Antwerpen, Luik en Namen over aan het Ministerie van Openbare Werken. De officieren van die dienst worden aan de kaders van de nieuwe eenheden en staven toegevoegd.

Aanleg van een brug
Aanleg van een brug

In augustus 1914 omvat de genie ook vijf gespecialiseerde compagnieën ter ondersteuning van de vesting- en veldgenie: de luchtschippers met hun vliegerballons; de vliegeniers met Farman-vliegtuigen voor de langeafstandswaarneming; de telegrafisten voor het leggen van telefoonlijnen en voor de verbindingen met T.S.F.-posten (télégraphie sans fil/ draadloze telegrafie); de spoorwegtroepen voor het leggen en herstellen van sporen en spoorwegbruggen en de torpedoboten voor de verdediging van de Schelde ten noorden van Antwerpen.

De vestinggenie omvat dan eenheden sappeurs-mineurs, pontonniers en schijnwerpers, met bovendien secties telegrafisten.

Herstellingen aan de dijken van de IJzer
Herstellingen aan de dijken van de IJzer

Vanaf de mobilisatie, eind juli 1914, begint de genie met de bouw van pontonbruggen in Luik en Namen om de beide oevers met elkaar te verbinden en begint ze met de vernietiging van een groot aantal vaste bruggen over de Maas en de Samber. Spoorwegtunnels worden versperd.  De tussenruimten tussen de forten van de versterkte posities worden van versterkingen voorzien. Tijdens de eerste oorlogsmaanden wordt de genie ook veelvuldig in de voorste linie als infanterie ingezet.

Na september 1914 voert de spoorwegcompagnie van de genie vanuit Antwerpen raids uit met gepantserde treinen om bruggen te vernietigen of de operaties te ondersteunen. Ze verspert sporen met zogenaamde « spooktreinen » zonder bestuurder.

Blauwdruk van een schuilplaats
Blauwdruk van een schuilplaats

Na de val van Antwerpen en de terugtocht van het veldleger naar de IJzer is het de genie die de IJzervlakte onder water zet, wat ertoe bijdraagt dat ons leger, dat aan het einde van zijn krachten is, de Slag van de IJzer in oktober 1914 kan winnen. In Nieuwpoort wordt een Dienst der Onderwaterzetting opgericht, die in 1916 wordt omgevormd tot de compagnie sappeurs-pontonniers. De hele oorlog lang beheert ze de overstromingen. Ook is zij belast met het onderhoud en vaak met de herstelling van de waterkeringen, en hoofdzakelijk van de sluizen in Nieuwpoort.

De stabilisatie van het Belgisch front leidt tot nieuwe reorganisaties van de genie: de compagnie torpedoboten verdwijnt en uit de eenheden vestinggenie ontstaat een tweede geniebataljon per legerpisie. In december 1916 worden die twee bataljons in een genieregiment gegroepeerd.

Camouflage aan de frontlijn was zeer belangrijk
Camouflage aan de frontlijn was zeer belangrijk

In 1916 wordt een tweede compagnie pioniers-pontonniers-wielrijders opgericht ter ondersteuning van de 2de Cavaleriepisie; de compagnie vliegeniers wordt de Militaire Luchtmacht. De eenheden van de Transmissietroepen komen tot stand door het groeperen van de compagnie en de secties telegrafisten.  De spoorwegtroepen van de genie leggen vele kilometers buurtspoorlijnen en Decauville-spoorlijnen aan en worden op bataljonsniveau gebracht.

De noodzaak tot coördinatie van de steun van de genie aan het veldleger leidt in augustus 1915 tot de oprichting van een Directie van de Genie binnen het Groot Hoofdkwartier, welke in 1917 het Commando van de Genie wordt.

De enorme behoeften van ons leger op het vlak van bescherming en onderbrenging van de troepen en op het vlak van mobiliteit leiden tot de oprichting van tal van compagnieën Geniehulptroepen (Troupes Auxiliaires du Génie/ TAG), die onder de leiding van het geniekader worden gesteld.

In de zomer van 1918 wordt het Belgisch leger gereorganiseerd voor het offensief. Sindsdien bestaan de zes legerpisies uit twee infanteriepisies. Ze worden elk ondersteund door een geniebataljon, terwijl een derde bataljon met TAG-compagnieën in het leven wordt geroepen. Bij het slotoffensief verwijdert de genie de door de Duitsers opgeworpen hindernissen en bouwt zij bruggen en wegen met dikke houten planken om de mobiliteit van onze troepen te garanderen.

Na de ondertekening van de wapenstilstand vergezelt een deel van de genie de bezettingstroepen die naar Duitsland worden gestuurd, terwijl heel wat eenheden worden ingezet voor de heropbouw van het land en voor de opruiming van de ruïnes in de gebombardeerde gebieden.

De genie is een volwaardig wapen geworden en na de oorlog ontvangen haar eenheden een vaandel met prestigieuze eervolle vermeldingen van Zijne Majesteit Koning Albert  (Met dank aan het Genie Museum - 5100 Jambes – www.geniemus.be)