Compagnie D'aérostiers

Bij het uitbreken van de oorlog beschikken de’Aérostiers’ over vier secties met telkens één observatieballon: één in Luik, één in Namen en twee in Antwerpen. Ze beschikken ook over twee luchtschepen.

Na de Slag van de IJzer worden de ‘Aérostiers’ naar Calais gestuurd om gehergroepeerd te worden en om nieuwe uitrusting te ontvangen. Vanaf 1915 wordt de eenheid opnieuw operationeel en worden observatieballons ingezet op diverse posities aan het front.

Eind 1917 reorganiseert het Groot Hoofdkwartier de eenheid in drie compagnieën met in totaal zes observatieballonnen.

Tussen 17 mei en 30 juni 1918 vermeldt het velddagboek:

- 141 vijandelijke batterijen waargenomen;

- 154 maal geleiding van het eigen artillerievuur;

- 9 ballonnen beschoten door vijandelijke vliegtuigen, waarvan 5 werden neergehaald;

- 22 ballonnen beschoten door vijandelijke artillerie, waarvan 8 zonder gevolg;

- 1 ballon beschadigd door hem te snel neer te halen;

- 2 ballonkabels doorgesneden door vijandelijke schrapnels;

- 20 waarnemers die met hun valscherm hebben moeten springen.

Tijdens het offensief van 1918 kunnen de compagnieën ‘Aérostiers’ de opmars van het leger nauwelijks volgen.Bovendien zijn de weersomstandigheden ongeschikt om de ballonnen te gebruiken. De compagnieën zullen een laatste keer worden ingezet aan het Kanaal van Gent – Terneuzen op 10 en 11 november 1918.