1915

Gas als wapen

Woensdag, 22 April, 2015

Aangenomen wordt dat op 22 april 1915 de eerste gasaanval plaatsvond aan het Westelijk front, maar dat was niet de eerste keer dat de chemicus zijn invloed op het strijdtoneel had doen gelden. Traangas bijvoorbeeld was geen onbekende. Zo hadden de Duitsers op 27 oktober 1914 te Neuve-Chapelle enkele honderden 105-mm houwitser-granaten, gevuld met het gas dianisidine, afgeschoten. In maart 1915 werden de Fransen te Nieuwpoort met traangas bestookt.

Begin 1915 vond al een Duitse traangasaanval plaats in de buurt van het Poolse stadje Bolimow. Door de koude bevroor het gas en had dus geen effect. Het Russische leger informeerde hun bondgenoten betreffende deze aanval. Niet enkel Duitsland maakte zich klaar voor een gasoorlog. Andere landen hadden al de nodige experimenten achter de rug en al het nodige gas opgeslagen. In augustus 1914 was het Franse leger uitgetrokken met ongeveer 30.000 met een mengsel op broombasis gevulde geweergranaten. Al korte tijd na het begin van de oorlog hadden de Duitsers een Franse brief in handen gekregen, waarin het opperbevel de soldaten waarschuwde voor een geschut dat na de explosie dampen vrijliet, die de ogen, de neus en de keel zouden irriteren. Het werd turpiniet-geschut genoemd, omdat het een uitvinding was van de Parijse explosievenchemicus Eugène Turpin, die in 1884 ook al het meliniet had uitgevonden. Hierdoor werd de wereld verrijkt met ontplofbare granaten. Meliniet werd tijdens de Eerste Wereldoorlog eerst vervangen door trinitrotolueen (TNT), en later door een mengsel van TNT en ammoniumnitraat, amatol genaamd.

Steeds meer Duitse soldaten moesten met vergiftigingsverschijnselen naar het hospitaal. Tijdens de strijd in de Argonnen zorgde turpiniet voor behoorlijke radeloosheid in het Duitse leger. In september 1914 hadden zowel de Britten als de Fransen ook al chloorgas aangekocht en vooral de Fransen hadden al voor de Duitse aanval in april het daaropvolgende jaar een fikse voorraad gasmunitie aangelegd. Duitse scheikundigen dienden hun kennis op een meer militair bruikbare wijze in praktijk te brengen. Een Kriegschemische Abteilung werd opgezet. Zij stond onder leiding van de vooraanstaande scheikundige van het Berlijnse Kaiser-Wilhelm Institut für Physikalische Chemie Fritz Haber.

Haber wilde gifgas massaal inzetten in een beperkt gebied en daarmee de Duitsers weer het initiatief in de oorlog teruggeven. Na de oorlog zou hij in 1919 de Nobelprijs voor de chemie ontvangen.

Eind 1914 zijn de Duitsers vastbesloten het front bij Ieper in te korten. De geallieerde troepen waren zich ondertussen niet bewust van de nakende aanval. 

Een Duitse deserteur vertelt aan het Frans leger dat er een offensief met gas nakend is en beschrijft zeer duidelijk wat de Duitse plannen zijn. Hij geeft hen zelfs het pakket dat de Duitse troepen hebben ontvangen om zich te beschermen.  De informatie wordt doorgespeeld aan de Britse en Canadese eenheden en het Franse opperbevel. De Franse Generaal Putz, bevelhebber van het Détachement d’Armée de Belgique, vindt het ganse verhaal niet geloofwaardig.  Op 16 april 1915 ontvangen de Franse troepen een bericht van het Belgische leger met de melding: “Gebruik van gifgas. Duitsers hebben in Gent 20.000 mondmaskers laten vervaardigen… De troepen van het Duitse 26ste Ersatzkorps hebben recent in Roeselare een speciale opleiding ontvangen om de gasflessen te bedienen…”

De Britse troepen echter nemen het bericht wel ernstig en voeren diverse verkenningsvluchten in hun sector uit, echter zonder resultaat.

Op 17 april begonnen de Duitse troepen met het bombarderen van Ieper met zwaar geschut, dat op 19 april werd versterkt met de aankomst van het 42cm geschut ‘Dicke Bertha’. Een dag later was het Duits leger klaar voor de eerste inzet van gas, wachtend op de gunstige wind.

Op 22 april 1915 laten de Duitsers om half zes in de middag, de 168 ton chloorgas uit 5730 cilinders vrij, waarbij een geelgroene wolk van zes kilometer breed en 900 meter diep ontstond en door de wind richting geallieerde stellingen tussen Steenstraat en Poelkapelle dreef.

Het gas treft verschillende Britse, Franse en Belgische eenheden. De eerste meldingen liepen binnen vanuit de voorste loopgraven. Wat zich afspeelde, werd ondermeer door een Franse militaire arts, Octave Béliard, beschreven:

“…een plots losgebarsten tumult van ontploffingen en musketvuur, hele drommen vluchtende soldaten… Mannen rolden over de grond, verkrampt, hoestend, brakend, bloed spuwend… een verschrikkelijke stank drong onze neusgaten binnen. De paniek was onvoorstelbaar, gewonden werden meegesleept… de vluchtende soldaten vertrappelen de stervenden…”

De Duitse troepen beseffen niet dat ze een bres in de geallieerde lijnen hebben geslagen; ze missen daardoor een gelegenheid om Ieper in te nemen, mede door de tegenaanvallen van Britse, Canadese, Belgische en Franse troepen.

Vanaf 1916 werd het gifgas dan via granaten op de vijandelijke stellingen afgevuurd, waarbij het niet zelden voorkwam dat de wind de gaswolk terugdreef naar de eigen stellingen.

Nieuwe gassen werden uitgeprobeerd en getest aan het front. Van alle soorten werden er 38 op grote schaal gebruikt: twaalf soorten traangas, vijftien soorten verstikkend gas, drie bloed vergiftigende gassen, vier huid- en vier maag aantastende gassen. Het meest bekende en effectieve gas was het mosterdgas dat door Duitsland in juli 1917 tijdens de Derde Slag van Ieper wordt ingezet. De Duitse granaten werden groen voor chloor en fosgeen gemerkt en geel voor het mosterdgas, bekend als Gelbkreuz.  Het werd vooral bekend onder de Franse benaming Yperite.

Het gas werd steeds sterker en was zelfs bij lichte doseringen dodelijk.  Maar ook de beschermingsmiddelen evolueerden constant. Het dragen van gasmaskers bleef een blijvende hinder voor de troepen in de loopgraven.

Tijdens de oorlog in zijn geheel werd 136.200 ton aan chemicaliën over de wereld verspreid. Zelfs het kleine Belgische leger, dat pas vanaf midden 1917 serieus met gas werd bestookt, en dat zelf pas vanaf eind oktober 1917 gas ging gebruiken, vuurde tot het einde van de oorlog nog tussen de 190.000 en 260.000 gasgranaten af.

In 1918 was er een enorme stijging van het gebruik van gas. Minstens één op de vijf Duitse granaten was met gas gevuld. In het totaal werd 190000 ton gas geproduceerd door alle landen.

Tot op vandaag blijven gasgranaten uit de West-Vlaamse akkers naar boven komen. De ontmijningsdienst van Defensie, de Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen (DOVO) haalt deze ter plaatse af. De munitie wordt opgeslagen in Poelkapelle, waar ze nadien wordt vernietigd.  Een nieuwe speciale ontmantelingsinstallatie zal tegen eind 2016 toelaten alle mogelijke types toxische munitie op een veilige, milieuvriendelijke en verantwoorde wijze te kunnen vernietigen.